Controle van kmo's onderworpen aan de vennootschapsbelasting

De vennootschapsbelasting brengt jaarlijks meer dan 13 miljard euro op en is één van de voornaamste bronnen van ontvangsten voor de Belgische Staat.

In een context waarbij onder andere het aantal medewerkers daalt, slaagt de FOD Financiën er niet in alle fiscale controles uit te voeren en garandeert hij onvoldoende dat de belastingplichtigen gelijk worden behandeld.

Deze interactieve website vat de bevindingen van het Rekenhof samen en omvat een interactieve kaart die de uitvoering van de fiscale controles weergeeft alsook kmo’s die gecontroleerd werden tussen 2018 en 2020.

Inleiding

Het Rekenhof onderzocht het controlebeleid inzake de fiscale aangiften van kmo’s die onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting (VenB) en de uitvoering ervan door de FOD Financiën.

Deze samenvattende pagina overloopt de voornaamste vaststellingen en aanbevelingen van het Rekenhof.

Een interactieve kaart toont het uitvoeringspercentage van de fiscale controles in de periode 2018-2019. In een nieuw venster kunt u een gedetailleerde versie openen om de uitvoeringspercentages per fiscaal risico te bekijken.

Een andere interactieve kaart toont hoeveel kmo’s gecontroleerd werden tussen 2018 en 2020. In een nieuw venster kunt u een gedetailleerde versie openen om de controlepercentages te bekijken naargelang van de grootte van de kmo’s.

De vennootschapsbelasting

De vennootschapsbelasting (VenB) brengt jaarlijks meer dan 13 miljard euro op en is één van de voornaamste bronnen van fiscale ontvangsten voor de Belgische Staat.

500.000 kmo’s dienen jaarlijks een aangifte voor de vennootschapsbelasting in. Dat is 98% van alle VenB-aangiften. De FOD Financiën kijkt meer dan 100.000 aangiften na, waarvan 35.000 à 52.000 verificaties worden uitgevoerd bij belastingcontroles door de controleteams.

Tussen 2017 en 2020 is het aantal gecontroleerde aangiften afgenomen, terwijl er meer aangiften worden ingediend.

Het controlebeleid van de FOD Financiën

De FOD Financiën hanteert een modern beleid voor de fiscale controle, dat in overeenstemming is met de internationale goede praktijken en dat is uitgesplitst in coherente en goed gedocumenteerde processen.

Het beleid berust op drie beginselen

Beter gerichte controles

Elk jaar moet een adequate selectie van kmo’s worden gecontroleerd om deze ertoe aan te zetten hun fiscale verplichtingen spontaan na te leven (fiscale discipline).

Het is niet nodig alle kmo’s te controleren omdat bepaalde fiscale risico’s doeltreffender kunnen worden aangepakt via andere methodes.

=
Gelijke behandeling

De controleurs moeten adequaat worden gespreid opdat eenzelfde fiscaal risico leidt tot een even grote kans op controle.

De controles moeten worden uitgevoerd aan de hand van gestandaardiseerde procedures.

Evenwicht tussen centrale selectie en lokale selectie

De FOD Financiën beheert de fiscale risico’s centraal. Indien mogelijk wordt 80 % van de werktijd besteed aan centraal geselecteerde fiscale controles. De overige 20 % mag worden besteed aan de lokale selectie, gemaakt door de veertien centra KMO van het land.

Het aantal medewerkers daalt, waardoor het aantal controles beperkt is

Er werd voor deze aanpak gekozen in een context waarbij het aantal controleurs van de centra KMO daalt (-21% in de periode 2016-2021). Die daling ging veel sneller dan bij de personeelsleden van de FOD Financiën en de Algemene Administratie van de Fiscaliteit.

Evolutie van het aantal controleurs (VTE) tussen 2016 en 2021

De FOD Financiën voerde een rendementsdrempel in om zijn beperkte middelen doeltreffend te gebruiken.

Volgens de algemene regel moeten enkel die controles van de centrale selectie worden uitgevoerd die meer opleveren per arbeidsdag dan die drempel (imperatieve opdrachten).

De minder rendabele controles komen in de lokale selectie terecht en zijn facultatief (indicatieve opdrachten).

De drempel werd berekend op basis van de uitvoeringskosten van de controles. De effecten ervan op de fiscale ontvangsten worden amper gemeten.

Hetzelfde geldt voor het controlebeleid: dat wordt opgevolgd aan de hand van talrijke performantie-indicatoren, maar die beslaan niet alle aspecten.

De medewerkers zijn ongelijk gespreid

De controleurs worden niet over de centra KMO gespreid op basis van het aantal kmo’s waarvoor elk centrum verantwoordelijk is of volgens de fiscale risico’s.

Sommige centra KMO zijn verantwoordelijk voor heel wat kmo’s en moeten meer imperatieve opdrachten uitvoeren dan ze kunnen controleren (83% te veel), terwijl andere centra te weinig imperatieve opdrachten krijgen in verhouding tot hun controlecapaciteit.

De controleurs worden niet gespreid op basis van het aantal kmo’s
Aantal kmo’s per arbeidsdag
De controleurs worden niet gespreid op basis van de fiscale risico’s
Werklast van de ontvangen opdrachten in verhouding tot de beschikbare arbeidstijd

Eenzelfde fiscaal risico leidt niet overal tot een even grote kans op controle

Er is meer kans dat de imperatieve en indicatieve controles worden uitgevoerd in de centra KMO met meer personeel, en in die centra worden meer kmo’s gecontroleerd.

Uitvoeringspercentage van de controles
Kans op controle bij een gelijk fiscaal risico (actie bedrijfskosten)
Op verzoek van de FOD Financiën wordt het rendement in euro per arbeidsdag niet vermeld in deze grafiek. Het Rekenhof geeft het rendement daarom weer in de vorm van een indicatie, waarbij de rendementsdrempel voor de imperatieve opdrachten als ijkpunt wordt gehanteerd (100%). Een opdracht uit de schijf « 260% - 290% » houdt bijvoorbeeld 2,6 à 2,9 keer meer risico in dan die drempel.

In het centrum
had een imperatieve controle bij een kmo waarvoor het fiscale risico was geraamd op een kans op uitvoering van

In het centrum
had een imperatieve controle bij een kmo waarvoor het fiscale risico was geraamd op een kans op uitvoering van

De homogeniteit bij de uitvoering van controles is onvoldoende gegarandeerd

De gelijke behandeling is ook onvoldoende gegarandeerd bij het uitvoeren van controles.

Uit het onderzoek van een steekproef van fiscale controles bleken diverse anomalieën (niet-naleving van de procedures, onvolledige dossiers, fouten in de ingevoerde bedragen en uren, enz) en een gebrek aan omkadering en harmonisering van het sanctiebeleid.

Wanneer een akkoord wordt gesloten, stellen sommige diensten voor om de belastingverhogingen die normaal worden toegepast, te laten vallen. Die praktijken worden niet eenvormig toegepast en geven de controleurs een grote discretionaire bevoegdheid als er geen functiescheiding is tussen de controleur en de beambte die akkoorden mag sluiten.

Door een recente wetswijziging leidt de toepassing van een verhoging voortaan tot de belasting van de belastbare grondslag waarop die verhoging wordt berekend, zonder mogelijkheid tot aftrek.

Wanneer de dienst een belastingverhoging laat vallen, heeft dat dus een aanzienlijk effect op de door de belastingplichtige verschuldigde belasting en kan dit een bron van ongelijke behandeling zijn.

Het evenwicht tussen de centrale selectie en de lokale selectie is niet altijd gewaarborgd

Sommige centra besteden meer dan 90 % van hun arbeidstijd aan centraal geselecteerde controles omdat de FOD Financiën toelaat het quotum van de lokale selectie te gebruiken om extra imperatieve opdrachten uit te voeren.

Voor de lokale selectie wordt ook grotendeels gebruik gemaakt van de lijsten die door het hoofdbestuur worden verstrekt in plaats van dat de centra KMO er controleopdrachten voor aanmaken.

Het is nochtans belangrijk te zorgen voor een evenwicht tussen centrale selectie en lokale selectie want de twee selectiemethodes zijn complementair.


Centrale selectie

Lokale selectie
Beslaat tal van aspecten van de vennootschapsbelastingGericht op de fiscale risico’s die niet werden geïdentificeerd door de centrale selectie
Stijft bepaalde vormen van lokale selectie (controles van de centrale selectie verruimen met andere controlethema’s is de meest rendabele vorm van lokale selectie)Stijft op termijn de centrale selectie
Garandeert beter de gelijke behandelingBerust occasioneel, ondanks bepaalde goede praktijken, op ongepaste criteria (dichtbij de woonst van de controleur of goed bereikbaar met het openbaar vervoer)
Resultaten van de controles per type selectie

De FOD Financiën wil de fiscale controles beter spreiden

De FOD Financiën bereidt een systeem voor om opdrachten over te dragen tussen centra KMO, waardoor de gelijke behandeling van belastingplichtigen zou kunnen worden verbeterd.

Dat systeem moet echter verenigbaar blijven met de beginselen van evenwicht tussen centrale en lokale selectie en van adequate verdeling van de controlemiddelen. Zo moet het er voornamelijk naar streven de punctuele lokale moeilijkheden te verhelpen en mag het niet leiden tot een grootschalige delokalisatie van de controles, wat nadelig zou kunnen zijn voor de kwaliteit ervan en voor de ontwikkeling van de lokale kennis.

Wat beveelt het Rekenhof aan?

Deze samenvatting vermeldt enkel de belangrijkste aanbevelingen

  1. De beslissing tot 1:1-vervanging van controleurs toepassen.
  2. De controleurs over de centra KMO spreiden om te waarborgen dat de kans op controle even groot is voor eenzelfde fiscaal risico en dat 20 % van de arbeidstijd kan worden besteed aan de lokale selectie.

  1. De selectiedrempel objectiever bepalen.

  1. De lokale selectie beter documenteren om de veralgemening van goede praktijken te bevorderen.
  2. De centra KMO beter helpen hun lokale criteria doeltreffend toe te passen.

  1. Het beleid om af te zien van belastingverhogingen beter omkaderen en een functiescheiding overwegen tussen de controleur en de beambte die instaat voor het sluiten van akkoorden.
  2. Het aantal kwaliteitscontroles opdrijven, de evaluatiecriteria ervan specifiëren en voorzien in transversale controles om na te gaan of de controlerichtlijnen eenvormig worden toegepast in alle centra KMO.

  1. KPI’s uitwerken en opvolgen die alle hoofdaspecten van het controlebeleid afdekken en de fiscale discipline beter meten.

  1. In de jaarlijkse statistieken gegevens publiceren over het personeelsbestand dat instaat voor de controles en de verdeling ervan (ook ten aanzien van het aantal ondernemingen), over de uitvoering van de controleopdrachten en over de meer gedetailleerde resultaten van de verschillende soorten selecties.

Antwoorden van de FOD Financiën en van de minister van Financiën

Enkel wat verband houdt met de samenvatting wordt hier vermeld.

  1. De administratie bevestigt in haar antwoord dat de verdeling 80 % - 20 % tussen de centrale en lokale selectie een niet-bindend doel vormt. De centra KMO kunnen de 20 % voor lokale selectie wijden aan centrale imperatieve opdrachten. Aldus zou het evenwicht tussen centrale en lokale selectie steeds gewaarborgd zijn, omdat alle centra KMO tot 20 % indicatieve opdrachten kunnen realiseren (lokaal gecreëerd of centraal gesuggereerd).

    De keuze om minder indicatieve (en meer imperatieve) opdrachten uit te voeren, weerspiegelt volgens de administratie een uitputting van de lokale kennis. De goedkeuringsprocedure voor lokale opdrachten zal echter worden vereenvoudigd van zodra de toepassing voor de onderlinge verdeling van de dossiers tussen de centra is ingevoerd.

    De administratie stelde ook dat een aanpassing van de rendementsdrempel slechts een beperkte impact zou hebben aangezien de controles worden uitgevoerd in afnemende volgorde van belang en aangezien de huidige drempel het mogelijk maakt 80% van de controlecapaciteit te mobiliseren.

    Tot slot legt de administratie uit dat ze niet toestaat lokale selecties te realiseren door centraal beschikbare gegevens te benutten. De centra KMO moeten immers veeleer aan de centrale diensten alle gegevens bezorgen aan de hand waarvan de centrale selectie zou kunnen worden verbeterd en ongelijke behandelingen of het risico op dubbele selectie zouden kunnen worden vermeden.

    Het Rekenhof is echter van oordeel dat de door de administratie zelf gedefinieerde controlestrategie impliceert dat er effectief een evenwicht is tussen de centrale en de lokale selectie, waarvan de doelstellingen complementair zijn. Bovendien is het zo dat grotendeels noodgedwongen wordt geopteerd voor meer imperatieve opdrachten ten koste van verschillende vormen van lokale selectie. Door de inkrimping van het personeel geven de centra KMO immers de voorkeur aan imperatieve controles die niet konden worden gerealiseerd op hun quota voor centrale selectie.

    Bijgevolg blijft het Rekenhof bij zijn aanbeveling om 20 % van de arbeidstijd effectief te besteden aan de verschillende vormen van lokale selectie.

    Het Rekenhof is ook van oordeel dat het belangrijk blijft de rendementsdrempel objectiever te bepalen, omdat het gaat om de beoogde drempel voor aanvaardbaar risico. Bovendien zal hij steeds belangrijker worden in het kader van de invoering van een systeem om de imperatieve opdrachten onderling te verdelen..

    Het Rekenhof is ook van oordeel dat de identificatie van lokale opdrachten dynamischer zou kunnen worden gemaakt door die bijkomende mogelijkheden te bieden, in het bijzonder wanneer de puur lokale kennis uitgeput begint te raken.

    Minister van Financiën

    De minister van Financiën stelt dat, wat datamining betreft, een voorstel wordt voorgelegd aan het Ministerieel Comité voor de bestrijding van de fiscale en sociale fraude in het kader van het verbeteren van het wettelijk kader ervan.

  1. In zijn antwoord wijst de FOD Financiën erop dat hij de voorbije jaren de nadruk heeft gelegd op de aanwerving en opleiding van de personeelsleden op het vlak van btw om de heel beperkte afdekking van de controles in die materie te stabiliseren, ten koste van de vennootschapsbelasting. Daarnaast herinnert de administratie eraan dat het directiecomité op 6 mei 2022 opnieuw heeft bevestigd dat de controlefuncties voorrang krijgen.

    Minister van Financiën

    De minister schaart zich ook achter de aanbeveling om de controleurs te vervangen van zodra ze in aantal afnemen, onder meer door extra middelen in te zetten vanaf 2023.

    Het Rekenhof preciseert dat erover zal moeten worden gewaakt dat, als nieuwe controleurs worden aangeworven, zij de diensten die er het meeste nood aan hebben op een duurzame manier versterken, rekening houdende met de bevoegdheden van de beambten.

  1. In haar antwoord onderstreept de administratie dat de controleacties niet meer exclusief zullen worden toegekend aan een controlecentrum, maar aan alle personeelsleden die beschikken over de nodige competenties.

    Om die onderlinge verdeling van de controleopdrachten door te voeren, wenst de administratie een beroep te doen op een toepassing die wordt gebruikt voor de dossiers die in beheercontrole worden verwerkt. Die toepassing maakt het mogelijk flexibeler te zijn bij de toekenning van de controledossiers door:

    • automatisch de controleopdrachten voor te stellen aan de personeelsleden die beschikken over de nodige competenties;
    • per actie feedback te geven over de kwaliteit van de door de controleur uitgevoerde taak, waardoor de acties kunnen worden geïdentificeerd waarbij de controleur moeilijkheden heeft ondervonden;
    • feedback te geven aan de dienst TACM zodat hij zijn selectie kan verfijnen.

    Aan de hand van de toepassing zullen personeelsleden zelf een controletaak kunnen creëren om de lokale selectie te vergemakkelijken.

    De administratie KMO wees er ook op dat een nieuwe toepassing voor kwaliteitscontrole zou worden ingevoerd. Die zou verbeteringen moeten bieden zoals differentiatie per actie voor de te verifiëren punten, de mogelijkheid om zich te concentreren op problematische acties, en bijzondere aandacht voor de inhoudelijke verificatie van de dossiers. Die nieuwe versie zou moeten worden geïntegreerd in de toepassing voor de onderlinge verdeling van de dossiers.